-
1 Not
〈v.; Not, Nöte〉♦voorbeelden:Not leidend • noodlijdendjemandem große Not, Nöte machen • iemand veel moeilijkheden berokkenenin Not, in (höchsten, tausend) Nöten sein • in (grote) nood, moeilijkheden verkeren〈 spreekwoord〉 Freunde in der Not gehen hundert, tausend auf ein Lot • vrienden in de nood, honderd in een lood2 seine (liebe) Not mit etwas, jemandem haben • de grootste moeite hebben met iets, iemandmit genauer, knapper Not • ternauwernoodohne Not • zonder veel moeiteaus Not • uit noodzaakaus der Not eine Tugend machen • van de nood een deugd makenzur Not • desnoods -
2 in Not und Tod
in Not und Tod -
3 Umstand
Umstand〈m.; Umstand(e)s, Umstände〉♦voorbeelden:den Umständen entsprechend • de omstandigheden in aanmerking genomenunter allen Umständen • in alle, ieder geval, per seunter (gar) keinen Umständen • in geen geval, onder geen bedingmach (dir meinetwegen) keine Umstände! • doe geen (speciale) moeite (voor mij)!keine, nicht viele Umstände mit jemandem, etwas machen • zich vlug van iemand, iets afmakenohne Umstände • zonder omhaal, complimenten
См. также в других словарях:
Marco Kroon — … Wikipedia